Het volgende verhaal over de jaren op de lagere school in Oosterhuizen net na de oorlog heb ik in de loop der jaren wel vaker gehoord. Maar ik heb het mijn moeder Hanna Reuvekamp, toen nog Hanna Wilbrink nog een keer laten vertellen om het op te kunnen schrijven. Zij woonde in die tijd aan Het Oude Veen 10, waar ze geboren is.
Op de foto zit zij in het midden met de strik in haar haar. Rechts staat meester Munster. Op de achtergrond links Het Oude Veen 14, midden Het Oude Veen 10 en rechts de weg die naast het schoolplein liep.
Ik zat bij meester Munster in het klaslokaal. De meester kon het niet aan. Hij had zeker dingen waar hij goed in was, want het lied dat nog elk jaar met de herdenking van de bevrijding gezongen wordt is door hem geschreven. Hij maakte een tekst, de 17e april, op het Engelse volkslied, dat was de bevrijdingsdag. Maar orde houden in de klas met die oudere jongens dat kon hij niet.
In de schoolbanken zat je met zijn tweeën en midden op de tafel was een inktpotje met een schuifdekseltje. We schreven toen met een kroontjespen en dan stipte je elke keer in het inktpotje voor iets inkt om te kunnen schrijven. In ons klaslokaal zat Aaldert Beltman. Hij was 2 jaar of misschien wel 3 jaar ouder dan ik en hij zat een klas hoger. Het schooljaar ging toen van 1 april tot 1 april en ik was dus één van de jongsten van de klas omdat ik van 1 maart ben. Als hij één van de oudsten van de klas was en misschien een keer was blijven zitten dan kon hij dus bijna 3 jaar ouder zijn. Aaldert deed een keer carbid inde inktpot en deed de deksel dicht. Toen hij het dekseltje weer open deed spoot de inkt in het rond en zelfs tegen het plafond aan.
Hij heeft toen vast een streepje achter zijn naam gekregen. Als je iets deed wat niet mocht dan kreeg je een streepje achter je naam en voor elke streep moest je 10 minuten nablijven. Dat was als je een keer praatte of iets liet vallen. Soms waren er kinderen die een uur moesten blijven.
Eén van de keren dat Aaldert moest nablijven glipte hij de klas uit en ging hij er toch vandoor. Snel pakte hij de klompen die in de gang op een rij stonden onder de kapstok. Hij liep richting de weg die er niet meer is naast het schoolplein naar de Achterste Kerkweg. De meester ging achter hem aan en had hem bijna te pakken. Toen liet Aaldert zich vallen en viel de meester languit over hem heen en kon hij er vandoor.
Op de hoek van het schoolplein waar nu de nieuwe school staat was een grote vijver. In het midden van die vijver was een eiland. De jongens sprongen daar met een polsstok naar toe. De meester kon daar niet bij je komen en stond vaak aan de kant te schreeuwen “kom van dat eiland”. Dat deden ze uiteindelijk wel, maar ze lieten de meester wel wachten tot het einde van het speelkwartier.
Eén van de andere jongens uit ons klaslokaal was Reinder Bosch. Ik weet niet meer zeker of hij bij mij in de klas zat of een klas hoger, dat zou ook kunnen. Hij was één van de twee pleegkinderen in huis bij Kranenburg. De hele naam is Klein Kranenburg, maar iedereen kent hen als Kranenburg. In die tijd woonden er een oma, vader en moeder, 2 kinderen en 2 pleegkinderen in huis. Ze woonden aan de Molenberg en daar heeft de familie nog jaren gewoond. Nu woont daar de familie Wilbrink.
Met potdeksels trommels en pannen liepen we soms door de straat en dan speelden we oorlog voeren. Dat was dus een paar jaar nadat de Duitsers vertrokken waren. Een groep liep dan onder leiding van Reinder bijvoorbeeld op de Achterste Kerkweg en een andere groep op Het Oude Veen. In die tijd was er nog een weg tussendoor net naast het schoolplein en was alles nog kaal, je kon elkaar dus zien. Iemand schreeuwde er dan “aanvallen”. Dan vlogen we allemaal naar elkaar toe en moest er uitgevochten worden wie de sterkste was.
In de klas bij meester Munster kreeg Reinder altijd een stomp boven op de arm. Hij zat in de bank achter mij en hij had al eens gezegd “dat zal ik hem wel afleren”. Dat deed hij ook op een zekere dag. Hij had in een deksel van een sigarenkistje allemaal klompenspijkertjes geslagen en die deed hij onder zijn mouw boven aan de arm. Het duurde niet lang of de meester kwam weer naar hem toe en gaf hem weer een flinke stomp op zijn arm. Hij had zijn hand tot bloedens toe kapot geslagen op die scherpe klompenspijkertjes. De meester was kokend van kwaadheid en pakte de grote liniaal bij het bord en kwam weer naar Reinder toe. Die dook onder de bank. Je zat toen met zijn tweeën in een schoolbak naast elkaar, ik weet niet meer wie er toen naast hem zat, maar die bleef ook niet zitten. Ik zat naast Dinie van Asselt, die later met Arnold de Graaf getrouwd is en wij sprongen aan de kant. Een heleboel liepen er brullend uit de klas. De meester was helemaal over de toeren. Hij sloeg met de grote liniaal op zijn tafel en ging vreselijk tekeer. Reinder die ging weer gewoon in zijn bank zitten. Ik denk dat hij toen 13 of 14 jaar was.
De les was toen echt klassikaal, iedereen was met hetzelfde bezig. Allemaal taal of allemaal rekenen. De één had het sneller af dan de andere. We hebben wel breiwerk meegenomen en gingen soms zitten breien. Dat deden we ook in het speelkwartier wel. En natuurlijk met handwerken. Dat gedoe dat was altijd met de jongens. Ik was net 13 jaar toen ik van school ging, maar ik was een jonge leerling. Sommigen waren toen al bijna 14 en wie een keer was blijven zitten was misschien wel bijna 15. Het waren de jaren net na de oorlog. Er waren toen 7 klassen, maar de 4e klas van mij was een jaar dat we niet of bijna niet naar school gingen in de oorlog. Toen stonden er barakken op het schoolplein en waren er evacuees in school, die bleven tot het einde van de oorlog.
Meester Munster schreef ook in mijn poesiealbum. Hij had een gedicht gemaakt waarvan de regels begonnen met de letters van mijn naam en voornaam dus Johanna Wilbrink. Zulke grote verzen maakte hij. En het was ook iets wat inhoud had.
Maar in de klas had hij het moeilijk met die grote jongens. Hij had misschien geen onderwijzer moeten worden.
Bertus Reuvekamp