Oorlogsverhaal van Willem Hartgers.
Tijdens de oorlogsjaren was ieder boerenbedrijf aan voorschriften en geboden gebonden waardoor we niet vrij over onze eigen produkten konden beschikken. Ons hoofdgewas was rogge en aardappels. En die moesten worden ingeleverd. Slechts een klein deel mocht worden gehouden voor eigen gebruik.
Varkens een kippen zijn graaneters en die werden dan ook minimaal bedeeld en de toewijzing van krachtvoer op rundvee was niet voldoende om een melkkoe op de been te houden.
Maar een boer is vindingrijk en moet zo af en toe wel wat ritselen. En bovendien was het toezicht op de naleving hiervan in handen van mensen die heel goed wisten, dat je een vis niet kunt verzuipen en een boer niet kunt verhongeren.
De vleesvoorziening bracht heel wat zorgen met zich mee en elke boer kreeg een aanslag om een bepaald aantal kilo's levend vee aan het slachthuis te leveren. Deze aanslag was gebaseerd op de aanwezige veestapel op elk bedrijf.
Nu gebeurde het op mijn bedrijf dat een koe een dood geboren kalfje ter wereld bracht, ik moest dat dan doorgeven aan het slachthuis die op hun beurt weer de gemeente politie inschakelden. De diender werd dan naar Hartgers in Lieren gestuurd om dat kadaver op te ruimen.
Plaatselijk veldwachter Koldenhof melde zich op mijn bedrijf om de zaak af te wikkelen. Zelf had ik al een gat gegraven maar dat was volgens die man van de wet niet diep genoeg. Ik moest nog heel wat graven om een metersdiep gat te krijgen, het kalfje werd er ingekieperd, zand er over, aangestampt en klaar is Kees.
Koldenhof schreef dan een bon uit waarmee ik naar de plaatselijk bureauhouder kon, waar mijn veestapel geregistreerd stond, waarop ik dan dertig kilo aftrek kreeg van mijn verplichte veelevering.
De volgende morgen, het was nog maar amper licht, werd er op mijn venster geklopt en ik hoorde een stem van een boer iets verderop in de straat, die zei "Willem woar he'j 't kalf?". Ik begreep meteen waar het om ging en zwaaide m'n benen al uit de bedstee "ik komme d'r an". Buitengekomen stond hij met een kruiwagen en een lege zak. Samen hebben we het kalfje weer boven aarde gehaald en hup in de kruiwagen, zak er over en "ajuu", niet zozeer tegen die boer maar meer tegen het kalf.
Een paar weken later kwam mij ter ore dat veldwachter Koldenhof vier keer heeft gestaan bij de begrafenis van het zelfde kalf.
W Hartgers.