DE HENGELPOT
Op 17 april wordt elk jaar herdacht dat Lieren, en een groot deel van de Veluwe, in 1945 zijn bevrijd van het oorlogsgeweld. Aan vijf jaar bezetting en onderdrukking kwam een eind. Dit verhaal gaat over een voorval in de periode dat in ons dorp vele evacués uit Arnhem waren ondergebracht. Het probleem voedselvoorziening was wel de grootste moeilijkheid waarmee we te maken hebben gehad. Hoewel een groot deel van onze gemeenschap tot de agrarische sector gerekend kon worden, mocht onze medeburger niet over het hoofd worden gezien.
Wij boeren hadden wel te kampen met de vele bepalingen die ons door de bezettende overheid waren opgelegd, maar het toezicht op de naleving hiervan was in handen van mensen die heel goed wisten, dat je een vis niet kunt verzuipen en een boer niet kunt verhongeren. Dat wil niet zeggen dat we maar raak konden rotzooien, maar we voelden ons wel gebonden aan de wetten van het fatsoen.
Graag wil ik stilstaan bij mijn eigen gezin en bedrijf.
M’n eigen gezin bestond (tijdens de oorlogsjaren) uit vier volwassenen en een kind, daarnaast waren zes volwassen evacuees uit Arnhem bij ons onder gebracht, en die kon je ook niet op een houtje laten bijten. Mijn wintervoorraad aardappels raakte schoon op. Gelukkig kon ik nog een zak vol bij m’n schoonouders afhalen. Maar er moest ook veel worden geslacht. We hebben nog nooit zoveel geslacht als in de laatste Oorlogswinter. Het was door de vele monden zo weer op.
Dat zelf slachten was een heel ritueel. Dan werd de grote ijzeren hengelpot die vroeger aan de ketting boven het vuur hing, van de zolder gehaald en bij de slacht weer goede diensten kon doen, alsmede de fornuispot, om de balkenbrij te roeren. Na het slachten werd alles weer netjes schoongemaakt en buiten op het melkbussenrek te drogen gelegd. ’s Avonds voor het naar bed gaan werd de boel weer binnen gehaald, maar o jonge, de hengelpot was weg. De deksel lag er nog wel, maar de pot was weg.
Wie kan dat gedaan hebben?
Onze gedachten gingen al gauw naar een vreemde of een evacuee uit de buurt, want een bekende zou zo iets niet doen.
Nu gebeurde het dat de volgende morgen in de buurtschap Krommehoek een man langs de deuren ging, om te vragen of er iemand was die nog een deksel had voor een grote pan. Nu wilde het toeval dat mijn ouders in die buurtschap woonden en kregen ook die dekselzoeker aan de deur. Mijn moeder, die altijd bereid was om iemand te helpen, beloofde hem om eens te kijken naar zo’n ding en vroeg dan meteen waar hij woonde. Prompt maakte hij zich bekend als meneer X, die in de Chr. School aan de Tullekensmolenweg was gelegerd. Even een seintje naar de Molenberg, waar ik woonde en ik wist waar de pot was terechtgekomen. Met de deksel in de hand toog ik op weg naar school.
Bij de Veldbrugweg werd ik aangeroepen door een man die vroeg of ik die deksel wilde verkopen. Ik stapte van mijn fiets en vroeg of hij die meneer was die de hele morgen de buurt had afgestroopt om een deksel te vinden. Hij moest dit beamen en ik stelde voor om dan maar even in de school te gaan passen, want je weet maar nooit of hij wel paste.
En, jawel hoor!
De pot stond op de kachel en de inhoud werd bedekt door een veel te kleine emaillen deksel. Ik plaatste mijn deksel er bovenop en hij paste precies. Mevrouw X klapte in de handen van blijdschap, omdat haar man er in geslaagd was een passende deksel te vinden. Ik heb toen wel even een hartig woordje gesproken met meneer X. Maar die pot had hij beslist niet gestolen, zoals ik beweerde, die had hij eerlijk gevonden. Maar op mijn vraag waarom hij die deksel niet had meegenomen die er naast lag, stond hij wel even met zijn ogen te knipperen. Op mijn bevel werd de pot leeggemaakt. Wat er in zat moest dan hutspot voorstellen, maar het was meer pot als huts.
De pot is nog altijd in ons bezit en doet nu dienst als bloembak die aan een ketting in de tuin hangt.
Maar het dagelijkse oorlogsnieuws werd druk besproken in onze buurt. Iedereen was benieuwd naar het verloop van de oorlog en verlangde naar de langverwachte bevrijding van ons land. Nu hadden we een buurvrouw die het altijd heel goed wist te vertellen. Laten we zeggen, dat ze Jenne heette. En buurvrouw Jenne wist het altijd beter dan iemand anders. “Och” zegt ze. “Die Hitler dat is nog wel zo’n keerl, mar die Furre…! die mo’j in de gat’n houw’n”.
Zo werden we altijd goed geïnformeerd.
Blijdschap was er dan ook overal, toen de geallieerde troepen van uit Oosterhuizen, Lieren binnentrokken. Feestelijk werden ze begroet en de langverwachte vrijheid was een feit geworden.
En dan mogen we nu weer gedenken.
Geen Hitler meer en ook geen Furre, maar een volkomen vrijheid voor land en volk, maar bovenal voor ons eigen Lieren.
En dat mogen we dankbaar gedenken.
Elk……..jaar…….weer!
Door Willem Hartgers geschreven en voorgedragen bij de herdenking op 17 april 1998, bij het monument aan de Lierderstraat.