Op één van de warmste zomeravonden van dit jaar heb ik afgesproken met Hendrik Groeneveld. Ik word gastvrij ontvangen op hun veranda. Toos schenkt een kop thee voor mij in en voor hun zelf een kop koffie en dan vraag ik Hendrik om wat over hem zelf te vertellen.
“Ik ben Hendrik Groeneveld en ik woon aan de Veendijk 4 in Oosterhuizen en hier heb ik altijd gewoond. Mijn vader en moeder hebben hier de boerderij gehad. Dit huis heeft mijn vader nieuw gebouwd in 1935. In 1972 zijn we getrouwd en hebben we het huis verbouwd, dat heeft Hannes Hertgers nog gedaan.
Ik ben getrouwd met Toos en wij hebben 2 kinderen, Riana en Petra.
Ik ben van 1946, dus in 1952 ben ik naar school gegaan. Wij hadden juffrouw Roos en juffrouw van Erp en toen meester Meijer, het laatste half jaar heb ik meester Bruins gehad. Het laatste half jaar kwam hij, maar hadden we hem maar eerder gehad, hij leerde ons veel meer moderne dingen dan meester Meijer deed. Hij had toen zo’n DKW motorfiets en dan had hij knipperlichten aan de handschoenen zitten, dus dan moest hij de duim en de wijsvinger tegen elkaar doen en dan knipperde er een lampje. Dat was als hij de hand uitstak.
Ik ben van Oosterhuizen naar de landbouwschool gegaan aan de Doggersbank. Ik zou de boerderij overnemen, dat was de bedoeling. Ik had beter naar de technische school kunnen gaan, maar goed die keus was gemaakt en ik zat daar.Wij hadden hier maar 6 koeien, daar kon je niet van leven, dan moest je wel bij gaan kopen en het trok mij toen toch niet.Toen ik van school kwam heb ik eerst 2 jaar gereden met Ruth Eikendal op de melkwagen, hadden we heel Oosterhuizen. Wij hadden de één na grootste rit van Loenen van de melkfabriek. Ik was toen nog geen 16, ’t begon in januari en in februari werd ik 16. Ik reed op de trekker en hij gooide de bussen er op.
We hadden 28 gulden per rit en Ruth zei dat moet het dubbele worden. Allemaal waren ze het daarmee eens en Ruth die schreef het die 56 gulden bij de eerstvogende inschrijving. Maar de rest die ging daar nog onder zitten en toen waren we de melkrit kwijt.
Toen ben ik naar de Groot gegaan en heb ik op de shovel gezeten. Het huis waar jouw broer nu woont heb ik nog uitgegraven, met zo’n over de kop lader van Werklust. Dat was het huis van Marinus Hertgers.
Daarna ben ik dienst in gegaan, dat was in 1965, lichting 65-3, elke 2 maanden had je een nieuwe lichting. Anderhalf jaar heb ik in dienst gezeten.
Na mijn diensttijd ging ik schepen die hier door het kanaal kwamen lossen, dat was voor van Gelder. Dat was slecht spul wat we in zakken moesten scheppen, dat stoof, het was ene witte bende.
Later ben ik bij Thomassen terecht gekomen. Ik had al eens een keer geïnformeerd, maar eerst kon dat niet. Later hoorde ik bij ome Jan in de kroeg van iemand die daar werkte “Als je wilt moet je nu komen want ze zoeken nog chauffeurs”. Zo ben ik bij Thomassen terecht gekomen. Daar heb ik 38 jaar gezeten. Ik heb 20 jaar op de vrachtwagen gereden, ik reed internationaal, ik ging op maandag weg en ik moest maar zien wanneer ik weer thuis kwam, dan kon woensdag zijn, maar ook donderdag of vrijdag. Je moest toen bellen bij benzinestations.
Ze hadden al eens gevraagd Hendrik wil je niet meehelpen op de planning. Dat heb ik gedaan, wij hadden 65 chauffeurs en daaar ben je hartstikke druk mee de hele dag.
En ik heb 3 jaar op de distributie gelopen. In oktober 2005 ben ik met de VUT gegaan, ik kon er met 59 uit, ideaal, dat was toen.
Toen ik thuis kwam begon Theo Kleverwal te vragen “wil je niet meehelpen met het Dorpshuis?”
Ik zat al in de evenementencommissie, toen hadden we rommelmarkt op de laatste zaterdag van augustus en de fietsvierdaagse, maar dat was maar een paar keer per jaar. Ik zei ik wil wel trappen in de oudpapierbak. Later vroegen ze wil je niet in het bestuur komen en langzamerhand rol je overal in.
Zo’n Dorpshuis moet ook blijven bestaan, dat geeft een verbinding in het dorp. Het is best mooi werk. Als je een beetje kunt repareren is dat makkelijk, waterleiding, stroomdraadje, dat is voor mij geen probeem. Nu ben ik beheerder.”
Ik vraag aan Toos hoe lang hij daar mee bezig is. Toos begint te lachen en zegt: ”Ik moet weer naar het Dorpshuis toe zegt hij dan”.
Hendrik gaat weer verder met zijn verhaal “als er wat aan de hand is dan bellen ze. We doen ook bardienst, 1 of 2 keer in de maand.Toos maakt 1 keer in de maand schoon met Lientje Schotpoort, Gerda van de Beld en Riet Kleverwal. Ik maak woensdagmiddag de sportzaal schoon 1 keer in de maand. De eerste maandag in de maand dan komen we bij elkaar om half 10, Harry Klein Leugenmors, Jos Streppel, Gerrit van Hunen, Evert Jan Wilbrink en ik en dan kijken we wat we kunnen doen en dat kan van alles zijn. Om de 6 weken hebben Toos en Bets Zwierenberg de weekend schoonmaak.
Verhuur en sleutelafgifte doet Karin Noordanus. Als er problemen zijn dan worden ze naar mij verwezen. Als er wat is dan moeten we er op af.
Je kunt nu online reserveren op OnsOosterhuizen en dan krijg je de voorwaarden voor verhuur toegestuurd, dat is veel beter. In het begin moest ik daar aan wennen, maar dit werkt makkelijker ook voor degenen die schoonmaken. Je kunt zo kijken op de site of het verhuurd is. Dat werkt goed.
Appjes werk ik niet mee. Ik wil niet zo’n ding, ik heb 15 jaar de planning gedaan en dat was 24 uur, ik was thuis bereikbaar, ik nam de lijst altijd mee naar huis. De chauffeurs moesten voor 5 uur bellen, maar waren ze later dan kregen ze te horen bel maar met Groeneveld.”
Toos vult aan ”dan was hij weg en dan kreeg ik ze aan de telefoon”
“Ik kreeg soms ’s morgens om 5 uur telefoon van een chauffeur die niet kon laden. Daarom moet ik nu niet dat gepiep aan mijn hoofd” legt Hendrik uit, “maar dat zal eerdaags toch wel komen.
Mirjan Kleverwal is nu voorzitter van de evenementencommissie en daar werk ik veel me. Ik heb wel eens gevraagd aan haar of zij een appje wilde rondsturen naar de anderen. Met Mirjan werken dat is prettig want als je wat afspreekt dan gebeurt het dus ook. Tegen haar zeg ik wel eens stuur mij maar een mail.”
Het is mij duidelijk dat Hendrik veel voor het Dorpshuis doet.
Ab Oosterkamp die zelf al vanaf het begin bij het Dorpshuis betrokken is vertelt mij “op dit moment is Hendrik onmisbaar voor het Dorpshuis.”
Ik vraag Hendrik wat er veranderd is in Oosterhuizen en hij vertelt verder:
“Als de voordeur open is dan loop je naar binnen toe, zo ben ik opgegroeid. Als er dan een portemonnee op tafel ligt dan blijf je daar van af. Dat is nu niet meer zo.
De boerderijen zijn weg, hier is de boerderij weg, die van jouw vader, van Hans Wilbrink, eerder had bijna elk huis een paar koeien. Sommigen leefden daarvan, maar er waren ook boeren die werkten ergens, maar die hadden wel een paar koeien. Maar het vee is weg.
Er komt meer import. Plat praten wordt nu moeilijker. Ik praat gewoon plat, dan zeggen ze het wel als ze het niet kunnen verstaan, ik hou mijn eigen taal gewoon aan.
Sommigen zeggen dat Oosterhuizen verandert, ja dat is nu eenmaal zo. Als jouw huis te koop komt dan zeg je ook niet dat die een ton goedkoper is voor iemand uit de buurt. Wat dat betreft wonen er nog veel mensen die uit de buurt komen. Ik woon op mijn geboorteplek net als jij en zo zijn er nog een heel stel. Ruth Eikendal. Gert Jan de Groot, Henny Berends, jouw broer Wim, Jan Oosterkamp, Gerjan Dolman, die wonen allemaal nog op de geboorteplek en zijn nooit verhuisd. Rita Gorsseling woont weer op de oude plek. Anderen zijn in Oosterhuizen blijven wonen zoals Jaantje, Corrie van Gaart van Kee, Toos Brouwer, Jan Kruimer, jouw broer Dick, de jongens van ter Haar, om er maar wat te noemen.
Mensen die hier in het dorp komen wonen denken soms ergens anders over, maar praat er mee. Ik merk dat je prima samen kunt werken, als iemand zegt dat kan niet dan ligt dat aan jezelf. Het hoeft ook niet altijd volgens jouw regels te lopen, zo werkt het niet.
Voorlopig woon ik hier nog naar mijn zin. Ik moet ’s avonds om 10 uur nog de straaljager kunnen pakken om een stuk ijzer door te slijpen zonder dat ik problemen met mijn buurman heb. Of er is mooie muziek op de radio dan moet niemand daar last van hebben en dat hebben ze nu niet. Maar je moet ook rekening houden met elkaar. Dat deden ze vroeger ook. Vroeger werd er op maandag niet gegierd. Dan werd er rekening gehouden met de was. Maandag was wasdag en alle vrouwen hadden dan de was aan de lijn hangen. De boer ging dan niet in de wei ernaast gier inbrengen. Tegenwoordig is het injecteren en wordt er niet meer gegierd, dat is allemaal veranderd”.
Wat dus nooit veranderd is, dat is de gastvrijheid van Hendrik en Toos. Van mijn moeder hoor ik dat dit vroeger ook altijd al zo was. Ze vertelde dat ze altijd geroepen werden voor koffie als ze bij hen in de wei bezig waren.
Nu na het gesprek laat Hendrik mij nog even het huis zien. Ik moet ook nog even kijken naar de foto’s die hij op zolder van het Dorpshuis gevonden heeft en die hij allemaal gescand heeft en die nu bij hem op de computer staan. Daar zitten prachtige plaatjes bij. Wie weet staat één van deze foto’s op de volgende Oosterhuizen kalender. Want ook daar zet Hendrik zich ieder jaar voor in.
Bertus Reuvekamp